Omgaan met beperkingen (5-12 jaar)

Had iemand me toch eerder verteld dat ik ook mag balen van zijn beperkingen en niet alleen hoef te kijken naar wat er wel goed gaat.


0 – 4 jaar 5 – 12 jaar 13 – 18 jaar

Kinderen in de basisschoolleeftijd zijn geneigd zich sterk te vergelijken met leeftijdgenoten op verschillende gebieden. Als kinderen met CP ouder worden en hun leefwereld groter wordt, zullen zij (nog) meer geconfronteerd worden met het feit dat dingen bij hen anders gaan dan bij anderen. Dit kan leiden tot verdriet, boosheid en frustratie, omdat kinderen méé willen doen en doorgaans willen zijn zoals de rest. Dit kan leiden tot minder zelfvertrouwen en een negatief zelfbeeld. In welke mate je kind last heeft van zijn beperkingen, hangt uiteraard ook sterk af van zijn aard en karakter maar ook de omstandigheden en wat de omgeving van hem vraagt. Als ouder speel je een belangrijke rol in het omgaan met beperkingen.


Tips op basis van situatiesAlgemene tips

Imane is dol op haar zus. Het liefst is ze de hele tijd in haar buurt en speelt ze de hele dag met haar. Alleen kan ze vanwege haar geringe mogelijkheden lang niet aan alle activiteiten meedoen. Als haar zus besluit iets zonder Imane te doen, wordt Imane verdrietig en boos. Hoe reageer jij?

Je sust de boel, probeert je kind af te leiden en iets anders met haar te ondernemen.
Omdat je kind motorisch weinig kan en zich moeilijk kan uiten, raakt het sneller gefrustreerd dan anderen. Als ouder heb je geduld en begrip nodig om met deze emoties om te gaan. Door samen met je kind op zoek te gaan naar activiteiten die het prima met anderen kan doen en deze af te wisselen met activiteiten die ieder voor zich onderneemt, help je je kind hier een balans in te vinden.

Actie:Wanneer mijn kind zichtbaar baalt van zijn beperking, neem ik de tijd om zijn gevoelens te benoemen en te erkennen.

Toevoegen aan actielijst
Je gaat in gesprek met je kinderen. Je benadrukt hoe leuk het is om samen dingen te doen, maar dat het ook prettig kan zijn om soms even iets apart van elkaar te doen. Samen maken jullie hier afspraken over.
Focussen op wat wél kan in plaats van je richten op wat níet kan, is belangrijk wanneer je kind een beperking heeft. Dat is positief voor zijn zelfbeeld. Door dingen te doen die het wel kan, krijgt het ook meer zelfvertrouwen. Dat er soms activiteiten zijn waar je kind écht niet aan mee kan doen is soms pijnlijk. Maar dat betekent niet dat broers of zussen ze evenmin mogen uitvoeren.

Actie:Wanneer mijn kind vanwege zijn beperking niet aan een bepaalde activiteit kan deelnemen en zijn broers of zussen wel, help ik mijn kind om met deze verschillen om te gaan door erover te praten.

Toevoegen aan actielijst
Naar situatie 1

Hier vind je tips over het omgaan met de beperkingen van je kind. Klik op de tip voor meer informatie.

Praat open met andere mensen over wat je kind heeft, wat de beperking inhoudt en benoem ook wat je kind juist wél kan.

Anderen leren om naar je kind te kijken in plaats van naar zijn beperking.

  • ‘Door een hersenbeschadiging bij de geboorte kan mijn kind moeilijker praten, maar het begrijpt heel goed wat er gezegd wordt!’
  • Door zelf open te zijn, help je anderen over een drempel.
Durf je verdriet over de gevolgen van CP te tonen aan je kind.

Als je kind leert dat deze gevoelens erbij horen, kan het ze gemakkelijker accepteren. Je kind ervaart weer ruimte om te kijken naar wat wél lukt. Vraag je kind bijvoorbeeld:

‘Ik krijg weleens een rotgevoel in mijn boek als iets niet lukt, heb jij dat ook weleens?

Informeer andere ouders van school of de opvang over wat de diagnose inhoudt en wat dit in de praktijk voor je kind en zijn omgeving betekent.

Openheid en het bespreekbaar maken creëert meer verbinding en maakt het contact vaak makkelijker.

  • Maak een kort briefje met informatie en deel dit uit of laat het opnemen in een nieuwsbrief.
  • Bekijk ook of het geven van een spreekbeurt een mogelijkheid is.
Wanneer je kind bij een klasgenootje wil spelen of naar diens verjaardagsfeestje wil, maar de ouders zijn huiverig of dit zonder hulp kan, ga dan mee.

Andere ouders kunnen je kind beter leren kennen. Ze krijgen vertrouwen en durven het een volgende keer misschien best alleen. Zo verlaag je de drempel.

  • Bied hulp bij verschonen, eten of spelen of kijk mee als de gastvrouw of -heer dit doet.
  • Geef tips hoe je kind het makkelijkst geholpen wordt.
  • Leer je kind om zelf te vertellen welke hulp hij nodig heeft.
Gebruik verhalen van anderen om met je kind in gesprek te gaan over zijn beperking.

Soms is het makkelijker om met je kind in gesprek te gaan over zijn beperking door het verhaal van een ander.

Niet alle bovenstaande situaties passen misschien bij jouw kind, maar kijk welke manier van reageren jij zou kiezen in deze situatie. Klik op die reactie voor meer informatie.

  Ga naar PDF
Illustratieve afbeelding over het onderwerp Emoties & Omgeving
AAN DE SLAG MET:

Emoties & Omgeving

Illustratieve afbeelding over het onderwerp Leren & Begrijpen
AAN DE SLAG MET:

Leren & Begrijpen

Illustratieve afbeelding over het onderwerp Dagelijks leven
AAN DE SLAG MET:

Dagelijks leven

Illustratieve afbeelding over het onderwerp School & CP
AAN DE SLAG MET:

School & CP