Onderstaande tekst komt uit het boek ‘Gedrag en emotie bij kinderen met cerebrale parese’ van Tinka Bröring-Starre.
Kinderen met CP volgen verschillende vormen van onderwijs, waaronder regulier onderwijs, speciaal basisonderwijs (SBO), speciaal onderwijs (SO) (cluster 3, mytyl- of tyltylonderwijs) en speciaal voortgezet onderwijs (VSO). Een groot deel van de kinderen met CP gaat naar een reguliere school, al dan niet met extra onderwijsondersteuning.
Passend onderwijs
Volgens de wet Passend Onderwijs (ingevoerd in 2014), wordt gestreefd naar onderwijs dat zo goed mogelijk aansluit bij de individuele onderwijsbehoeften van een kind (zie voor meer uitleg ook: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs). Soms betekent dit plaatsing op SBO of speciaal (voortgezet) onderwijs (Cluster 3), soms betekent dit extra onderwijsondersteuning binnen het regulier onderwijs. Om Passend Onderwijs goed te regelen bundelen reguliere scholen en scholen uit het speciaal onderwijs hun krachten in een regionaal samenwerkingsverband. Binnen zo’n samenwerkingsverband maken scholen afspraken over hoe extra ondersteuning voor kinderen die dit nodig hebben in de regio geregeld is. Dit aanbod moet dekkend zijn, zodat alle kinderen in de regio een passende plek kunnen krijgen. Een samenwerkingsverband heeft daarmee onder andere als taak om:
Iedere reguliere school biedt basisondersteuning. Daaronder valt bijvoorbeeld onderwijs voor kinderen met dyslexie. De ondersteuning die een reguliere school extra biedt staat in het ondersteuningsprofiel van de school beschreven. Deze informatie kan ouders helpen bij het kiezen van een passende school voor hun kind. Daarnaast kan overleg vanuit school met het samenwerkingsverband er dus voor zorgen dat een leerling extra begeleiding kan krijgen.
Ontwikkelingsperspectief
In het SBO, SO en VSO wordt voor alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief vastgesteld in overeenstemming met ouders. In dit plan staat hoe een school een passend einddoel voor het kind wil nastreven, zoals een eigen leerlijn volgen, een diploma halen, een baan vinden, een plek vinden in de dagbesteding. De school evalueert het ontwikkelingsperspectief jaarlijks met de ouders en stelt het zo nodig bij. Als ouders het niet met het perspectief eens zijn, kunnen zij terecht bij de geschillencommissie voor ouders.
Keuze onderwijsvorm
De keuze voor een onderwijsvorm is voor ouders niet altijd gemakkelijk. Binnen en buiten school worden leeftijdgenootjes steeds belangrijker. Kinderen gaan zich met elkaar vergelijken en verschillen gaan opvallen. Kinderen met een lichte vorm van CP kunnen net zo goed problemen ondervinden in de omgang met leeftijdgenootjes als kinderen die zich in een rolstoel verplaatsen. Emotionele- en gedragsproblemen vallen op een reguliere school vaak meer op en de begeleiding door de leerkracht vraagt soms veel van zijn/haar didactische en pedagogische vaardigheden.
De keuze voor speciaal (basis)onderwijs is veelal afhankelijk van de ondersteuning in brede zin die het kind nodig heeft. Zo zijn bij speciaal basisonderwijs (SBO) de groepen kleiner en wordt het onderwijs op maat aangeboden, maar dit type onderwijs is niet speciaal ingericht voor kinderen met motorische beperkingen. Dat is anders bij cluster 3 scholen (mytylscholen), die wel specifiek op kinderen met motorische beperkingen zijn ingericht en waar ook het onderwijs in kleine groepen op maat wordt aangeboden. Tyltyl onderwijs is daarentegen weer speciaal voor kinderen met complexere verstandelijke en motorische beperkingen.
In een aantal gevallen ligt de keuze voor een kinderdagcentrum (KDC) meer voor de hand. Dit is een dagbestedingsvoorziening voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking in de leeftijd van 2 – 18 jaar. De groepen worden samengesteld op basis van leeftijd en ontwikkelingsniveau. Het kind wordt hier gestimuleerd in de ontwikkeling en er is aandacht voor het gezin. Kinderen op een KDC kunnen soms doorstromen naar het tyltylonderwijs.
Overigens hoeft een keuze voor een speciale of reguliere school niet voor de gehele schoolperiode te gelden. Het is goed mogelijk om een kind te laten starten met speciaal onderwijs (bijvoorbeeld vanwege de therapie) om vervolgens over te stappen naar het regulier (basis of voortgezet) onderwijs. Het omgekeerde is ook mogelijk.