Inleiding

Veel dagelijkse activiteiten gebeuren op vaste momenten, vaste tijden: eten, slapen, naar school gaan. Hoe dit dagritme er uit ziet is uiteraard afhankelijk van de leeftijd van een kind, maar deels ook van zijn behoeftes en het ritme van het gezin. Bij kinderen en jongeren met CP spelen extra uitdagingen op het gebied van slapen, eten/voeding, overzicht en energieverdeling. In dit korte hoofdstuk lees je extra informatie en een aantal tips met betrekking tot deze thema’s. Zonder volledig te willen zijn, biedt de informatie aanknopingspunten om na te denken over jouw kind, en erover in gesprek te gaan met zorgprofessionals.

Algemene tips m.b.t. dagelijkse leven

• Wees je bewust van je eigen gedrag
  Als ouder reageer je op het gedrag van een kind: je haalt het bijvoorbeeld uit bed als het niet kan slapen. Of je hebt gelezen dat kinderen met CP vaak slechtere eters zijn en verwacht daarom dat je kind zijn bord niet leeg eet. Als dit vaak gebeurt, kunnen er patronen ontstaan die later moeilijk te veranderen zijn. Slapen en eten zijn belangrijke levensbehoeftes, daarom heb je er als ouder alles voor over om dit goed te laten verlopen bij je kind. Soms ga je dan zover mee in het gedrag of de wensen van je kind dat het heel moeilijk is om weer tot een normaal ritme of gewenst gedrag te komen.
• Kies je moment
  Vaak zijn er meer situaties dan alleen het slapen of het eten, die je zou willen veranderen. Overdag heb je meer tijd en rust om anders met een situatie om te gaan. Je kunt dan zelf oefenen met andere reacties en je kind went er zo aan dat je anders reageert dan hij van je gewend is. Als het overdag lukt, is de kans op succes bij het aanpakken of veranderen van slaapproblemen ook groter. Oefen op een rustig moment waarop jij en je kind voldoende energie hebben. Ook dit kan de kans op succes enorm vergroten.
• Zoek steun
  Het is soms lastig om consequent te blijven als je kind heftig of boos gaat reageren. Dan is het fijn als iemand je steunt, of dat de andere kinderen in het gezin zich er niet mee bemoeien. Soms is het fijn om de zorg- en opvoedtaak (tijdelijk) aan iemand anders over te dragen zodat je zelf even lucht krijgt. Bespreek vooraf met je gezinsleden (ook je kinderen!) wat je plan van aanpak is en maak tijd om naderhand gebeurtenissen te bespreken.
• Wees duidelijk
  Als je alleen zegt wat je kind nu níet mag, dan weet je kind nog niet wat hij dan wél mag. Zeg wat niet, en daarna wat wel kan. Bijvoorbeeld: ‘Nee, je mag nu geen snoepje, maar wel een mandarijntje of een stukje appel. Wat wil je?’ ‘Nee, je mag nu niet op de tablet, maar wel muziek luisteren.’
• Stel vragen
  Wanneer je ‘de 5-W vragen’ stelt, help je jouw kind om zijn verhaal te vertellen.
  • Wat is er gebeurd?
  • Wie waren erbij?
  • Waar is het gebeurd?
  • Wanneer is het gebeurd?
  • Waarom gebeurde dit?