• Over CP & Gedrag
    • Inleiding
    • Wat is CP?
    • CP & ontwikkeling
    • CP & emotie
    • CP & opvoeding
    • Documenten, boeken en links
  • Emoties & Omgeving
    • Inleiding
    • Omgaan met emoties
    • Omgaan met andere mensen
    • Omgaan met beperkingen
    • Zelfstandigheid & zelfvertrouwen
    • Documenten, boeken en links
  • Leren & Begrijpen
    • Inleiding
    • De wereld ontdekken
    • De piramide van leren en begrijpen
    • Prikkelverwerking
    • Documenten, boeken en links
  • CP & dagelijks leven
    • Inleiding
    • Slapen
    • Eten/voeding
    • Overzicht & energie
  • School & CP
    • Inleiding
    • CP & leren en begrijpen
    • CP & sociaal emotionele ontwikkeling
    • CP & voorzieningen in het onderwijs
Illustratieve afbeelding over het onderwerp Leren & Begrijpen
INFORMATIE:

CP & Gedrag

  • Inleiding
  • Wat is CP?
  • CP & ontwikkeling
  • CP & emotie
  • CP & opvoeding
  • Documenten, boeken en links

CP & emotie

Hij kan soms echt ontploffen, zo boos en zo verdrietig tegelijk, dan knalt het eruit. Zijn broertje moet het dan echt ontgelden. Heel moeilijk vind ik dat.

Ieder kind is wel eens boos, verdrietig, bang of dwars. Deze emoties horen bij een normale en gezonde ontwikkeling van een kind. Maar als boosheid, verdriet of angst vaak voorkomen en de emoties het dagelijks leven en de activiteiten beperken, spreken we over emotionele of gedragsproblemen. Of gedrag afwijkend is, hangt af van leeftijd, frequentie, (opvoedings)situatie en draagkracht van de omgeving. Zo is het voor een kind van twee jaar nog volstrekt ‘normaal’ om even te huilen bij het afscheid van ouders bij de peuterspeelzaal. Bij een kind van tien jaar dat naar school gaat, is dit een ander verhaal.

Problemen in gedrag en emoties

Ongeveer een kwart tot de helft van de kinderen met CP blijkt last te hebben van emotionele en gedragsproblemen:

Naar binnen gericht ofwel internaliserende problemen
Kinderen met CP hebben vaker last van naar binnen gekeerd gedrag. De kinderen zijn angstiger en nerveuzer, voelen zich vaker somber en ongelukkig en maken zich meer zorgen dan andere kinderen. We noemen dit ook wel internaliserende problemen.

Kinderen trekken zich sneller terug uit sociale situaties, zijn afhankelijker, sneller van slag door nieuwe dingen en/of hebben last van stemmingswisselingen. Ouders van kinderen met CP vertellen ook dat hun kinderen negatieve ervaringen en gevoelens weinig delen. Ook zien ze dat teruggetrokken en gesloten kinderen vaker minderwaardigheidsgevoelens hebben, naast angst en schaamte over lichamelijke beperkingen. Oudere kinderen, vooral de tieners, blijken meer last te hebben van lichamelijke beperkingen. Misschien omdat er van oudere kinderen meer wordt verwacht als het om zelfstandigheid gaat. De tienerjaren kunnen bijzonder moeilijk zijn voor kinderen met een lichamelijke beperking. Juist zij ondergaan in deze periode grote lichamelijke, psychische en seksuele veranderingen. Ze worden zich steeds bewuster van zichzelf, hoe ze zich voelen en wie ze zelf zijn. Ze kunnen zich daardoor eenzaam voelen of het gevoel missen erbij te horen. Een kind kan ook door vervelende ervaringen met pesten gevoelens van depressie en angst ontwikkelen. Het proces van losmaken van de ouders biedt tieners met CP grotere uitdagingen. Vooral als ze voor hun algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL) afhankelijk zijn van hun ouders.

Naar buiten gericht ofwel externaliserende problemen
Naar buiten gericht gedrag komt vaker voor. Denk aan beperkte concentratie, hyperactief, druk gedrag, dwarsheid en koppigheid en soms ook brutaal en agressief gedrag. We noemen dit ook wel externaliserende problemen.

Ouders van kinderen met CP merken dat frustratie, pesten en agressie vaak gericht zijn op broertjes en zusjes. Een jonger broertje of zusje zonder beperking kan voor het kind met CP confronterend en frustrerend zijn. Dit komt doordat het broertje of zusje geen problemen ervaart of doordat dingen hem/haar juist gemakkelijk afgaan en het kind met CP op den duur voorbijstreeft. Dit kan leiden tot pesten of ruzie zoeken. Deze reacties kunnen ook op school voorkomen, maar ouders geven aan dat heftige reacties en pesterijen vaker thuis voorkomen dan op school. Het gezinsleven kan veiligheid geven om de emoties eens te laten gaan. Voor het gezin is het echter niet eenvoudig hiermee om te gaan. Ouders zeggen dat kinderen met CP in hun beleving vaker ruzie maken. Ook zijn ze vaker driftig, koppig, vernielzuchtig, ongehoorzaam of luidruchtig. De kinderen reageren hun boosheid en frustratie af in de veilige omgeving van het gezin.

Ontwikkelingsstoornissen
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) en autismespectrumstoornissen (ASS) komen vaker voor bij kinderen met CP. ASS komt ongeveer tien keer zo vaak voor bij kinderen met CP dan bij kinderen zonder CP. Kenmerken van ADHD, zoals onoplettendheid, hyperactiviteit en impulsiviteit komen eveneens vaker voor bij kinderen met CP.
Emotieregulatie
Kinderen met CP hebben vaker problemen met emotieregulatie. Emotieregulatie betekent ‘het kunnen terugbrengen tot normale proporties van een emotie’. Ofwel: je stemming en gevoel kunnen aanpassen aan de situatie, zodat dit voor jezelf en voor andere mensen invoelbaar en begrijpelijk is. Een voorbeeld van zwakke emotieregulatie is het herhaaldelijk uiten van frustratie. Bijvoorbeeld als een kind van zeven jaar er niet in slaagt om een puzzel te maken, steeds weer alle puzzelstukjes door de kamer gooit, naar boven stormt en ontroostbaar moet huilen.

Emotieregulatie en CP algemeen
Zowel ouders als professionals ervaren dat kinderen met CP zich vaker ongereguleerd uiten; al te heftig of al te geremd. Kinderen met CP worden ook als emotioneel instabieler gezien dan kinderen zonder CP; ze wisselen snel van stemming (boos – blij -verdrietig). Het lijkt vaak alsof de drempel om te reageren bij een kind met CP lager is en sneller wordt overschreden met een heftige, niet bij de situatie passende, reactie. Vooral jongere kinderen (1,5 – 5 jaar) reageren vaak heftig als zij te maken krijgen met onbekende, nieuwe situaties. Oudere kinderen kunnen heel snel erg boos of verdrietig worden over juist kleine veranderingen, of moeten bijvoorbeeld lachen bij spanning of ongemakkelijke situaties.

Emotieregulatie en spastische CP
Specifiek voor kinderen met spastische CP is dat ze veel frustratie voelen, zo is de ervaring van ouders en professionals. De frustratie komt waarschijnlijk doordat de kinderen te hoge verwachtingen hebben. Ze uiten dit door ontzettend boos te worden, constant driftig te zijn of door tegen te werken en/of in zichzelf terug te trekken. Dit gedrag kunnen de kinderen zelf meestal niet stoppen. Ze hebben hulp van een volwassene nodig om te verwoorden wat ze voelen en om de emotie te stoppen.

Emotieregulatie en diskinetische CP
Kinderen met een diskinetische CP hebben opvallend vaak een vrolijke stemming. Ouders en professionals kunnen die vrolijkheid niet altijd goed verenigen met de lichamelijke situatie waarin het kind zit. Het kind met diskinetische CP wordt vooral ervaren als een opgewekt en nauwelijks somber kind. Kinderen met een diskinetische CP tonen veel meer emotionele uitschieters dan kinderen met spastische CP. Ze zijn extremer in het uiten van bijvoorbeeld blijdschap of verdriet. Zij laten dit ook duidelijk zien (met hun lijf) en horen (hard lachen/praten/kreten).

Sociale problemen (sociale situaties niet goed snappen of aanvoelen)
Ouders van kinderen met CP beschrijven dat veel kinderen met CP moeite hebben om sociale situaties te snappen en aan te voelen. Ze missen in een gesprek vaak de kern van de zaak, begrijpen grapjes niet of later en hebben de neiging om alleen over eigen bezigheden te praten.
Moeite met overzicht in de groep
Een kind met CP kan het moeilijk vinden om twee dingen tegelijkertijd te doen. Het verliest gemakkelijk het overzicht in een situatie met meerdere kinderen. Het kind kan daardoor zijn gedrag minder goed afstemmen op de situatie, met als gevolg dat het wat onhandig of onaardig kan reageren op andere kinderen. Een kind met CP gaat sociale contacten echter niet uit de weg.

Zich buiten gesloten voelen
Kinderen en jongeren met CP kunnen zich geregeld in sociaal opzicht geïsoleerd of buitengesloten voelen. Dit komt voor een deel door hun motorische beperkingen, maar soms ook door vervelende pestervaringen. (Aandacht voor) het versterken van de sociale contacten is belangrijk voor de ontwikkeling van het zelfvertrouwen, de zelfwaardering en op den duur ook de ontwikkeling van zelfstandigheid.

Oorzaken van problemen in gedrag en emotie bij CP

De oorzaken van problemen in gedrag en emotie bij CP liggen in het sociaal en cognitief functioneren in combinatie met de bestaande hersenbeschadiging. Daarnaast speelt opvoeding een belangrijke rol bij het ontstaan en verminderen van problemen in gedrag en emotie bij kinderen met CP.

Sociaal functioneren
Geen relatie tussen ernst van de motorische beperkingen en ernst van gedragsproblemen
Anders dan bij cognitieve problemen blijkt de ernst van CP niet voorspellend voor de ernst van de gedragsproblemen. Juist bij milde motorische problemen (GMFCS klasse I en II) worden meer gedragsproblemen gevonden. De subtielere (motorische) beperkingen zorgen voor de meeste problemen in gedrag en sociale aanpassing. Dit komt doordat de verschillen weliswaar klein, maar toch opvallend zijn en de verwachtingen van zowel het kind zelf, als zijn leeftijdsgenootjes, ouders en leerkracht hoog of in ieder geval ‘normaal’ zijn.

Net een beetje anders zijn
Vooral pesten en buitensluiten gebeuren het meest bij kinderen die ‘net een beetje anders’ zijn. Bij heel duidelijke beperkingen ontstaat er vaak gemakkelijker onderling begrip. Leeftijdsgenootjes zijn eerder geneigd om te helpen.

Speciaal onderwijs
Op Mytyl/Tyltyl scholen kunnen sociale contacten moeizaam gaan, omdat het lastig is speelafspraken te maken door de afstand tussen school en woonomgeving.

Oefenen met samenspelen en samenwerken

Weinig nauwe sociale contacten kunnen eveneens leiden tot onaangepast gedrag omdat er te weinig ‘geoefend’ kan worden met afstemmen van gedrag met leeftijdsgenootjes.

Cognitief functioneren
Een kind met cognitieve beperkingen of een laag IQ heeft veel meer moeite om de wereld om zich heen te begrijpen en daar adequaat op te reageren, dan een kind met een normaal IQ. Dit besef kan zorgen voor frustratie over het eigen kunnen (boosheid). Als het kind de dingen die om hem heen gebeuren niet begrijpt, kan dit bijvoorbeeld ook leiden tot sterkere afhankelijkheid van de ouder(s). En als het niet meteen de regels en afspraken op school of in de omgeving begrijpt, kan het gevoelens van minderwaardigheid en somberheid krijgen.
Hersenbeschadiging
De hersenen besturen en coördineren niet alleen onze basale lichaamsfuncties zoals ademhaling en lichaamstemperatuur. Ze sturen ook complexe functies zoals beweging, zintuiglijke waarneming, denken, gedrag en emotie. Beschadigingen aan de hersenen kunnen zorgen voor onderbroken netwerken en baansystemen die belangrijk zijn voor het reguleren van emoties en het aanleren van (gewenst) gedrag.

  • Prikkelverwerking
    Kinderen kunnen soms niet goed omgaan met prikkels uit de omgeving en reageren hier trager of juist heftiger op, waardoor zowel de gedrags- als de emotieregulatie verstoord raakt. Dat is te merken aan de manier van het uiten van emoties en de manier van reageren (gedrag). Bekijk ook het thema over prikkelverwerking. 
  • Hardnekkige gedragsproblemen
    Kinderen met een hersenbeschadiging vertonen meer gedrags- en emotionele problemen dan kinderen zonder hersenbeschadiging. De problemen zijn hardnekkiger en nemen minder gemakkelijk af, ook na verloop van tijd. Ook kunnen kinderen zich minder gemakkelijk aanpassen.
  • Invloed op gedrag
    Ook epilepsie kan de hersenen beschadigen, waardoor de emotionele en gedragsproblemen kunnen verergeren.

Niet alleen de hersenbeschadiging is van invloed op het gedrag, maar ook de persoonlijkheid van het kind. Het ene kind is temperamentvol, het andere is juist angstig in aanleg.

Opvoeding
De thuissituatie van een kind is heel belangrijk in het ontstaan en begrijpen van emotionele problemen en gedragsproblemen. Van invloed hierop kunnen zijn:

  • Opvoedingsvaardigheden van ouders
  • Stress die ouders in de opvoeding ervaren: het hebben van een kind met een chronische aandoening (zoals CP) zorgt nu eenmaal voor meer stress in de opvoeding.
  • De band tussen ouder en kind: als kinderen meer hulp en ondersteuning nodig hebben in hun dagelijkse verzorging kan de band tussen ouders en kind anders zijn dan wanneer kinderen hierin volledig zelfstandig zijn. Zeker wanneer kinderen ouder worden en in de puberteit komen, kan deze afhankelijkheid van zorg leiden tot problemen in het losmakingproces.

Lees hier meer over dit onderwerp of in de BOSK-uitgave Gedrag en emotie bij kinderen met CP.

Gedrag en emotie ondersteunen bij CP

Wanneer problemen hardnekkig zijn kunnen de revalidatiearts, de interne begeleider of de (reeds betrokken) psycholoog/orthopedagoog meedenken, ondersteunen en zo nodig verwijzen voor verdere hulp. Meestal verwijzen ze naar een kinder- en jeugdpsycholoog of orthopedagoog om de emotionele problemen en gedragsproblemen uitgebreider in kaart te brengen. Wanneer zijn de problemen ontstaan en wat houden ze precies in? Hoe is het verloop geweest? Wat is er al gedaan? Hoe ziet de (medische) voorgeschiedenis eruit? Ook de achtergrond van het gezin, de schoolomgeving en de complete ontwikkeling van het kind komen aan bod. Na deze inventarisatie wordt gezamenlijk bekeken hoe de problemen kunnen worden aangepakt. Er wordt een behandelplan opgesteld waarin verschillende vormen van begeleiding in kunnen worden opgenomen.

Bij problemen in gedrag en emotie zijn meerdere vormen van hulp beschikbaar:

Psycho-educatie
Psycho-educatie: (uitleg over en omgang met de aandoening) aan ouders (of al wat ouder kind) in groepsverband of individueel. Bij psycho-educatie wordt uitleg gegeven over de aandoening/beperking en de gevolgen hiervan voor het dagelijks leven. Er wordt aandacht besteed aan de impact op het kind, de ouders, het gezin en de omgeving. Dit kan in groepsverband met andere ouders of individueel.  in bijzijn van of zonder het kind.

Ouderbegeleiding
Ouderbegeleiding: hierbij wordt stilgestaan bij de zorgen en emoties van ouders, moeite met aanpassen aan de nieuwe situatie en eventuele verschillen tussen ouders hierin. Door hierover te praten en samen naar deze verschillen te kijken kan er (weer) vertrouwen komen in de eigen capaciteiten en kunnen verwachtingen worden bijgesteld. Bij ouderbegeleiding kan een groepssetting goed werken. Het kan fijn zijn om van andere ouders te horen hoe zij dingen aanpakken en dat zij met dezelfde punten worstelen. Dit is echter niet in iedere zorgsetting voorhanden
Individuele begeleiding
Individuele begeleiding: ouderbegeleiding kan ook gecombineerd worden met individuele begeleiding van het kind. Afhankelijk van de leeftijd en de problematiek van het kind wordt gekozen voor speltherapie, cognitieve gedragstherapie en/of vaardigheidstraining.

  • Speltherapie wordt vaak ingezet bij jongere kinderen. Uitgangspunt is het spel, waarmee kinderen hun gedachten, zorgen en wensen uiten. Tijdens het spelen kan er ook ingegrepen worden.
  • Cognitieve gedragstherapie kan voor de iets oudere kinderen gekozen worden. Bij cognitieve gedragstherapie wordt een koppeling gemaakt tussen denken-voelen-doen. Het kind wordt uitgedaagd om niet-helpende (foutieve) gedachten te veranderen in helpende (adequate) gedachten om bijvoorbeeld angst, boosheid en somberheid te verminderen. Een kind kan daardoor sterker worden in het omgaan met de gevolgen van zijn aandoening.
  • Vaardigheidstraining: specifieke, nieuwe vaardigheden worden aangeleerd, zoals sociale vaardigheden, maar ook impuls- en agressieregulatie. Vaardigheidstrainingen vinden meestal plaats in groepsverband, maar vinden niet in elke zorgsetting plaats.

Deze hulp kan op verwijzing van huisarts, revalidatiearts en soms school, afhankelijk van de regio waarin het kind woont, poliklinisch/op afspraak plaatsvinden binnen een revalidatiecentrum, een afdeling medische psychologie van een ziekenhuis, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ), bij een vrijgevestigde kinder- en jeugdpsycholoog of bij een schoolpsycholoog.

Belangrijk is dat de betreffende psycholoog of orthopedagoog bekend is met CP en/of andere chronische ziekten én dat hij/zij geregistreerd is in het BIG-register (wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).


  Ga naar PDF

Actielijst

Ga naar mijn acties

Actielijst

Je actielijst is nog leeg. Vul de lijst door tips op basis van situaties te selecteren in “Emoties en omgeving” en “Leren en Begrijpen”.
Om gedrag te veranderen moet je aan de slag. Gebruik de tips en voorbeelden om zelf in actie te komen.


Wat is een actielijst?

Informatie

Onderaan de pagina’s kun je voor jou relevante informatie selecteren en opslaan in een PDF.


Ga naar persoonlijke informatie
Illustratieve afbeelding over het onderwerp Emoties & Omgeving
AAN DE SLAG MET:

Emoties & Omgeving

Illustratieve afbeelding over het onderwerp Leren & Begrijpen
AAN DE SLAG MET:

Leren & Begrijpen

Illustratieve afbeelding over het onderwerp Dagelijks leven
AAN DE SLAG MET:

Dagelijks leven

Illustratieve afbeelding over het onderwerp School & CP
AAN DE SLAG MET:

School & CP

  • © 2025
  • Colofon
  • Disclaimer
  • Contact
  • Over CP & Gedrag
    • Inleiding
    • Wat is CP?
    • CP & ontwikkeling
    • CP & emotie
    • CP & opvoeding
    • Documenten, boeken en links
    • Back
  • Emoties & Omgeving
    • Inleiding
    • Omgaan met emoties
    • Omgaan met andere mensen
    • Omgaan met beperkingen
    • Zelfstandigheid & zelfvertrouwen
    • Documenten, boeken en links
    • Back
  • Leren & Begrijpen
    • Inleiding
    • De wereld ontdekken
    • De piramide van leren en begrijpen
    • Prikkelverwerking
    • Documenten, boeken en links
    • Back
  • CP & dagelijks leven
    • Inleiding
    • Slapen
    • Eten/voeding
    • Overzicht & energie
    • Back
  • School & CP
    • Inleiding
    • CP & leren en begrijpen
    • CP & sociaal emotionele ontwikkeling
    • CP & voorzieningen in het onderwijs
    • Back
Prof dr. Erik Scherder legt uit wat hersenen, CP en gedrag met elkaar te maken hebben.