De ontwikkeling van kinderen wordt bepaald door het verwerven van vaardigheden in denken en leren, spraak en taal, fijne en grove motoriek en sociaal-emotionele afstemming. CP kan de ontwikkeling van een kind op sommige van deze gebieden verstoren. We gaan nu wat verder in op de gevolgen voor denken en leren.
Denken en leren zijn onderdeel van de cognitieve ontwikkeling van een kind.
Cognitie bestaat uit verschillende functies:
Een hersenbeschadiging zoals CP kan zorgen voor verstoring van netwerken en baansystemen in de hersenen die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van denken en leren.
Bij spastische CP (meest voorkomende type) is specifieke hersenschade ontstaan rondom de met vocht gevulde hersenkamers in het midden van de hersenen.
Deze schade wordt ook wel periventriculaire leucomalacie (PVL) genoemd. Bij PVL is er een beschadiging in de geleidingsbanen van de hersenen, de witte hersenstof. De beschadiging van deze witte baansystemen zorgt voor de motorische beperkingen bij kinderen met spastische CP. Tegelijkertijd raken ook andere baansystemen beschadigd die belangrijk zijn voor cognitie. Daardoor ontstaan verstandelijke beperkingen en meer specifieke cognitieve functieproblemen.
De cognitieve ontwikkeling bij kinderen met CP kan door de hersenschade anders verlopen. Hoewel ook de locatie van de schade aan de hersenen belangrijk is, geldt over het algemeen dat hoe ernstiger de hersenen zijn beschadigd, hoe ernstiger de cognitieve functies beschadigd kunnen zijn en hoe lager het IQ is. Een lager IQ zorgt voor minder aansluiting bij leeftijdsgenoten, omdat spelletjes, grapjes en onderlinge relaties minder goed begrepen kunnen worden. Kinderen met CP kunnen zich daardoor eenzaam en somber voelen of kunnen zich juist boos en agressief gedragen.
Bij kinderen met CP kan hersenschade ook leiden tot een lagere intelligentie door specifieke problemen in denken en leren:
Bij kinderen met spastische CP staan problemen in de visueel-ruimtelijke vaardigheden meestal voorop. Deze kinderen hebben moeite met het maken van puzzels, met inzicht in (geometrische) figuren, met het roteren van plaatjes en het overzien van plaatjes met veel details. Vaardigheden zoals tekenen, het overzien van een vol werkblad, het lezen van een grafiek of landkaart, knutselen en bouwen zijn vaak erg lastig.
Een traag tempo van informatie verwerken blijkt bij alle vormen van CP vaker voor te komen. Veel kinderen met CP hebben meer tijd nodig om dezelfde informatie te verwerken dan kinderen zonder CP. De informatie blijft niet hangen, omdat deze te snel is aangeboden, waardoor herhaling nodig is. Dit moet niet verward worden met onvoldoende begrip van de informatie! Het gaat alleen om het tempo van aanbieden.
Impact op functioneren: Als een kind informatie langzamer verwerkt, heeft dit ook gevolgen voor andere cognitieve functies (bekijk ook de piramide van leren en begrijpen). Een laag tempo zorgt bijvoorbeeld voor slechtere prestaties bij taken die snelle wisseling van strategie vragen. Een traag tempo van informatie verwerken kan er dus voor zorgen dat het kind informatie mist. Ook begrijpt het daardoor onvoldoende wat er gebeurt en kan het niet altijd op een gepaste manier reageren. Dit kan weer leiden tot irritatie bij mensen om het kind heen, waardoor zij minder positief op het kind zullen reageren. Het kind zelf kan zich onzeker gaan voelen en een gevoel van onbekwaamheid krijgen. Het kind kan zich daardoor terugtrekken en zich somber voelen of zich juist dwars en opstandig gaan gedragen.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen met CP die aandachts- en concentratietaken moeten maken zwakker scoren dan kinderen zonder CP. Kinderen met CP hebben een kortere spanningsboog. Zij kunnen hun aandacht minder goed langdurig op één taak richten (ofwel ‘volgehouden aandacht’). Ook raken zij sneller afgeleid door prikkels van buitenaf (bijvoorbeeld geluiden), Ze kunnen daardoor hun aandacht dus ook minder goed richten op een taak (ofwel ‘gerichte aandacht’). Kinderen met CP kunnen ook moeilijker schakelen tussen twee taken (ofwel ‘aandachtsswitching’). Zij doen dit minder efficiënt en kunnen dus in het dagelijks leven minder gemakkelijk op twee dingen tegelijk letten.
Uitvoerende vaardigheden zijn impulsen kunnen controleren, consequenties kunnen anticiperen, doelen stellen, plannen, resultaten monitoren, feedback gebruiken en toewerken naar langetermijn doelen. In de praktijk gaat dit over de mate van:
Deze vaardigheden ontwikkelen zich relatief laat in het leven en worden pas als volgroeid beschouwd in de late adolescentie (18-21 jaar).
Bij kinderen met CP: Deze vaardigheid is bij kinderen met CP (nog) niet uitvoerig onderzocht. De onderzoeken hebben zich nog voornamelijk gericht op kinderen met een spastische CP. Desondanks blijkt uit deze studies dat kinderen met CP vaker problemen hebben in
Het inprenten, opslaan en opdiepen van informatie in het geheugen is bij kinderen met CP niet specifiek verstoord. Maar als er problemen zijn op andere cognitieve gebieden kan het wel lijken alsof er problemen in het geheugen bestaan (bekijk ook de piramide van leren en begrijpen). Vertraagd tempo van informatie verwerken kan ervoor zorgen dat informatie die te kort wordt aangeboden onvoldoende verwerkt wordt om goed op te kunnen slaan. De informatie moet dan herhaald of vertraagd aangeboden worden. Daarnaast is gerichte aandacht nodig om informatie op te kunnen slaan. Als een kind de informatie onvoldoende onthoudt, is het belangrijk om te bekijken of er bij het proces van “informatie inprenten en opslaan” problemen ontstaan. Eenmaal opgeslagen informatie onthouden kinderen (met en zonder CP) vaak goed.
Cognitieve vaardigheden ontwikkelen zich naarmate een kind ouder wordt; de woordenschat breidt zich uit, tekeningen worden complexer, de focus wordt langer, snelheid van informatie verwerken gaat omhoog, planning van bijvoorbeeld een weektaak wordt mogelijk en de hoeveel informatie die een kind kan opslaan neemt toe. Wat je cognitief van een kind kunt verwachten hangt dus sterk samen met de leeftijd. Sommige problemen worden dus ook pas zichtbaar worden als een kind ouder wordt en de eisen vanuit de omgeving toenemen. Dit wordt ook wel ‘groeien in je stoornis’ of ‘growing into deficit’ genoemd.
Van een tienjarige mag je bijvoorbeeld verwachten dat hij op zijn beurt kan wachten, niet alles roept wat hij denkt en voor zijn huiswerk (nog wel met wat hulp) een plan van aanpak kan maken. Van een vierjarige kun je nog geen goede planningsvaardigheden verwachten en is ‘eerst denken dan doen’ ook nog moeilijk. Een probleem met de aandacht wordt vaak pas duidelijk in groep 3 als een kind zich langer aan één stuk moet concentreren en een probleem in de uitvoerende vaardigheden wordt soms pas zichtbaar rond een jaar of 10 als er ook iets van planning en overzicht verwacht wordt.
Kinderen zijn in ontwikkeling en gaandeweg wordt duidelijk waar hun talenten en hun beperkingen liggen. Daarom kun je niet goed voorspellen hoe een kind met CP zich zal ontwikkelen op alle gebieden en is het belangrijk om dit te volgen en alert op te zijn.
Nu we weten dat bij CP ook verschillende cognitieve problemen kunnen bestaan is het belangrijk hier alert op te zijn. Op scholen worden leerprestaties standaard gemonitord met het ‘leerling volgsysteem’.
Dat betekent dat middels CITO toetsen ongeveer twee keer per jaar wordt gekeken hoe de vordering zijn op gebied van onder andere lezen, spellen, rekenen en tekstbegrip.
Het is belangrijk om op evaluatiemomenten van de leerkracht te horen hoe de vorderingen van het schoolse leren zijn en wanneer zich hier problemen in voordoen samen uit te zoeken wat hier aan ten grondslag kan liggen. In het regulier onderwijs kan de hulp van een gespecialiseerde leerkracht (intern begeleider) hierbij worden ingeschakeld. Soms is meer gespecialiseerde begeleiding nodig vanuit het speciaal onderwijs (Mytylschool) en kan een onderwijsarrangement worden aangevraagd door school. Op het speciaal onderwijs kan door verschillende specialisten (fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut, psycholoog/orthopedagoog) worden meegedacht. Wanneer problemen in denken en leren op de voorgrond staan in het functioneren thuis en op school kan in overleg met de revalidatie arts ook worden overwogen om het cognitieve functioneren uitgebreider in kaart te laten brengen door een kinderpsycholoog/neuropsycholoog.
Je actielijst is nog leeg. Vul de lijst door tips op basis van situaties te selecteren in “Emoties en omgeving” en “Leren en Begrijpen”.
Om gedrag te veranderen moet je aan de slag. Gebruik de tips en voorbeelden om zelf in actie te komen.
Onderaan de pagina’s kun je voor jou relevante informatie selecteren en opslaan in een PDF.